De ongemakkelijke vraag
- Marit Pepplinkhuizen
- 30 apr
- 2 minuten om te lezen
Wat voor burger lever je als school af aan de maatschappij? Brengen we leerlingen enkel de basiswaarden van het samenleven bij? Of moeten we meer doen?
Dit is een ongemakkelijke vraag, omdat het raakt aan onze ideeën over neutraliteit en over beïnvloeding. Leraren hebben er vaak moeite mee om te denken dat ze leerlingen in een bepaalde richting hebben geduwd.
Voor mij als beginnend docent was dit in elk geval zeker een worsteling. De spanning tussen aan de ene kant leerlingen vrij laten denken en aan de andere kant mijn leerdoelen bereiken, stond centraal in mijn afstudeerstage.
Ik kwam er gaandeweg achter dat concrete leerdoelen stellen wel degelijk mijn onderwijspraktijk beter maakten. Ook de leerlingen gedijen beter in een leeromgeving waarin duidelijk is wat de bedoeling is.
Denken is dan, zo blijkt, niet een activiteit waarin we losjes kunnen associëren en van gedachten kunnen wisselen. Denken moet, zoals zoveel dingen, begrensd en ingekaderd worden.
Hoe zit dat dan met denken over democratie? Een veelgehoord argument over burgerschapsonderwijs is "Wij doen al veel aan burgerschap". En dat is zeker waar wanneer je ziet dat leerlingen tegenwoordig leren om conflicten op te lossen, of sociale activiteiten leren organiseren.

Maar zijn die competenties genoeg? Is het besef dat het ooit, meer dan 80 jaar geleden, kapot ging nog genoeg? Of moeten we meer doen in een tijd waarin al onze democratische beschermingsmechanismen met voeten worden getreden?
Het eerste dat we moeten doen, is niet bang zijn voor het idee dat we een bepaald menstype afleveren aan de maatschappij. Wegvluchten in neutraliteit drijft ons namelijk regelmatig richting de theorieën van de liberale democratie, met het schadebeginsel van John Stuart Mill voorop (De enige voorwaarde waaronder jouw vrijheid beperkt mag worden, is wanneer jij een ander tegen zijn zin beschadigt).
Wat we dan eigenlijk doen, is beschrijvend te werk gaan. We zijn zo bevreesd om normatief te zijn, dat we blijven hangen in platitudes als "Jouw vrijheid houdt op, waar die van een ander begint”.
Waarom zouden we zo ongemakkelijk worden van het normatieve? Waarschijnlijk omdat we voelen dat het daarbij gaat om óns idee van het goede leven. En we vinden dat mensen vrij moeten zijn om tot een ander idee van het goede leven te komen.
Tegelijkertijd worden kinderen overal waar ze komen gevormd, ook op school. Moeten we er dan niet juist op school op gericht zijn om leerlingen te leren politiek te existeren, zodat de democratie niet ten onder gaat?
Comments